Al weken, maanden, misschien zelfs jaren, denk ik na over mijn zelfbedachte theorie, die ik de "duiventheorie" heb genoemd. Het komt hierop neer: hoe netter de buurt, hoe mooier de duiven. Het omgekeerde geldt ook: hoe smeriger de buurt, hoe lelijker de duiven.
Ik kwam hierop, toen ik eens uit het raam keek. Als ik in mijn buurt, die ik liefkozend een tachtigplusserswijk noem, een duif zie, dan zijn het grote vogels met een prachtige verenkleed. Dikke houtduiven, egale turkse tortels en een enkele keer een eerste generatie stadsduif*. Als ik naar school toe fietste, kwam ik door het echte Rotterdam-Zuid. De duiven die ik daar zag, waren veel kleiner en om eerlijk te zijn, ook veel lelijker. Vuurrode ogen, geen traditioneel verenkleed en een ander gedrag. In de stad zijn de duiven nog een stukje kleiner, veel minder bang voor mensen en zwakker.
De duiven voor mijn huis zijn groot en sterk en zijn echte vogels, die op hun hoede zijn voor mensen. In de stad zijn ze kleiner, niet bang voor de mens, kunnen minder sierlijk lopen en vliegen.
Al maanden, misschien zelfs jaren, heb ik deze theorie, maar waarom is het zo? In de stad is meer eten, waarom zijn de duiven daar dan niet groter? Misschien omdat het eten vetter, viezer, rotter is, maar waarom zijn er dan zoveel duiven in de stad?
Ach, zolang er rondom mijn woning maar mooie duiven zijn, ben ik tevreden ;-)
* eerste generatie stadsduif: een duif die grote overeenkomste vertoont met de rotsduif, maar dan met een iets meer gespikkeld verenkleed.
Ik heb er eigenlijk nooit echt op gelet haha. Misschien toch maar eens gaan doen...
BeantwoordenVerwijderen