Je hebt een blaadje. Het maakt niet uit of het A4, A5, een andere rechthoek of een vierkant is. Waar het om gaat, is dat de zijden recht zijn (dus geen afgescheurd papier).
Vouw het blaadje in tweeën. Dit kan via de diagonaal (de schuine zijde), of via de rechte zijde. We gebruiken de tweede methode. Wat je krijgt, zijn twee rechthoeken die precies even groot zijn. De zijde heb je nu in twee even grote stukken verdeeld. Herhaal je dit proces voor de rechthoeken die je net hebt gevouwen, heb je het lijnstuk (een van de zijden van het papier) in vier even grote stukken verdeeld.
Maar wat als je het papier in drie of in vijf even grote stukken wilt verdelen?
Eerst vouw je het papier in vier even grote stukken (in de afbeelding is het het eerste plaatje). Vervolgens vouw je een van de diagonalen van je papier en de diagonalen van elke rechthoek (tweede plaatje). Deze vouwlijnen snijden elkaar. Precies op dat punt moet de vouwlijn komen om je papier in vijf even grote stukken te verdelen.
Een beetje hocus pocus misschien, maar dit is een van de dingen die we op school krijgen. Dan gaan we niet alleen vouwen, maar bewijzen we ook dat het echt in precies vijf even grote stukken is. Dit bewijs laat ik voor het leesgemak even achterwege. ;-)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten