Met een zonnebril op mijn neus en een lach op mijn gezicht loop ik langs een basketbalveldje. Het is warm, ik heb spijt dat ik geen zomerjas draag. Op het veldje, asfalt omrand met een ijzeren hek, staat een jongeman. Eentje maar, hoewel ik twee fietsen en twee tassen zie. De jongeman draagt een zwarte broek en een wit hemd waarin zijn arm- en borstspieren goed uitkomen. Hij kijkt me vluchtig aan, zwaait met zijn armen en maakt een handstand. Een slordige, mag ik wel zeggen, zo'n handstand die men altijd op straat uitvoert. Lang houdt hij de handstand niet vol. "He," roep ik naar hem en gooi mij tas en jas op de grond.
Hij kijkt me verbaasd aan als ik op mijn handen sta. Een keurige is het: benen gesloten en gestrekt, armen onder de schouder en perfect in evenwicht. Voorzichtig verplaats ik mijn handen. Een halve, nee: een hele draai maak ik. Beheerst beland ik op mijn voeten en kijk hem met een lachje aan. Hij voelt de uitdaging en maakt een soort combinatie van een radslag met een overslag. Ik kijk en knik, al is het meer uit beleefdheid dan uit respect voor zijn magere kunstjes. Hij knikt zijn hoofd omhoog als teken dat hij mij weer uitdaagt. Voorzichtig leg ik mijn zonnebril op mijn tas, maak een hupje en doe een arabier flik-flak. "Bam, zo doe je dat," zeg ik terwijl ik mijn spullen pak en hem vol verbazing achterlaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten