"Zijn u en meneer B. een setje?"
Een van de jongens uit mijn stageklas kijkt me aan. Al zeven weken loop ik er stage, en de laatste weken wordt het wel elke week gevraagd, hetzij in een andere formulering. Of we samen wonen, daten, uitgaan, een setje zijn. Ik kijk er niet meer van op.
"Nee," antwoord ik naar waarheid.
Bij mij zijn ze veel meer open dan bij MB*. Misschien omdat ik een vrouw ben, ik weet het niet. Ze stellen wel meer persoonlijke vragen.
"Heeft u een vriend?" werd er eens gesteld. Ik moest mijn lach inhouden, dat lukte. "Nee, die heb ik niet." "Waarom niet?" Ik, meer moeite doen om mijn lach in te houden: "Daar heb ik geen behoefte aan."
Ik loog niet: ik heb geen vriend en ik heb geen behoefte aan een vriend. Wat ik wel doe, is dingen verzwijgen. Ik vertel niet dat ik een vriendin heb. Dat is soms wel lastig, zeker gisteren, toen er aan mij werd gevraagd wat ik met Kerst had gedaan. Ik dacht even diep na, alsof ik het niet meer wist. Na een korte stilte gaf ik als antwoord: "ik heb gebowld, en verder vooral lekker gegeten." Weer niet gelogen, alleen wat verzwegen.
Er is ook een paar keer aan mij gevraagd of meneer B. homo is. Een aparte vraag, zeker omdat dezelfde mensen ook vragen of we een setje zijn. "Nee" zeg ik, met een stalen gezicht. Waarom denken ze dat, waaraan zien ze dat, zouden ze er moeite mee hebben als het zo was?
Over hem kan ik liegen, voor mij ligt dat moeilijker. Ik ben zo hard de kast uit gedonderd, dat ik niet meer terug kan: de deuren liggen in stukken door de wereld waarin ik overduidelijk gay ben. Ik doe mijn best en hou mijn mond. Deels voor mezelf, deels voor hen.
*In blogs als Mag ik slaan?, Aftellen: Grappig/De presentatie en Aftellen: Grappig heb ik het eerder over hem gehad.
Mooi geschreven, meisje.
BeantwoordenVerwijderen